home
informatie
contact

 

 
   
 

 

 

 
 
 
 
sitemap
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

De wereld van de bijen
Bijen houden op de onderbouw
 

Bijen en mensen horen bij elkaar - en in veel oude culturen werden bijen als heilig gezien. Hun aanwezigheid op school vormt, volgens onderbouwleerkracht in ruste Rolf Zeldenthuis, een uniek pedagogisch instrument. In elke klas kun je werken met de bijen. ‘Het blijft altijd een beetje spannend, maar als je rustig blijft, is er niets aan de hand.’ 

                                                   
 

Bijen op school
Rolf Zeldenthuis was tot 2015 onderbouwleerkracht bij vs de Berkel in Zutphen. Hij leerde imkeren van een ouder en hield, samen met zijn klas, tot wel vijf bijenkasten op school. ‘De kinderen waren er erg trots op, het was ontzettend leuk’. Ouders waren nog weleens bang, maar volgens Rolf is dat niet nodig als je maatregelen neemt, bijvoorbeeld door te zorgen dat de aanvliegroute van de bijen niet in het speelveld van de kinderen ligt. ‘Soms vallen bijtjes uit de lucht, bijvoorbeeld als ze plotseling in te koude lucht terecht komen. Daar kun je de kinderen op voorbereiden,  dan brengen ze zo’n bijtje naar de kast terug.’ Voor de hele klas waren er bijenkapjes en oogsten deed Rolf alleen in het voorjaar, want alleen die honing is ‘overschot’ die zonder morren wordt afgestaan. Het kwam vrijwel niet voor dat een kind werd gestoken. Elke dag vroeg Rolf een paar kinderen om poolshoogte te nemen bij de bijenkast. Rolf: ‘Kinderen worden daar rustig. Ze voelen haarfijn aan: als je zelf angstig of druk bent, worden de bijen dat ook.‘ Rolf zag hoe kinderen bij de bijen leerden hun impulsen te beheersen. ‘Een Imme (bijenvolk) is voor kinderen enorm intrigerend. Hoe kan het dat al die bijtjes zo samenwerken? Hoe nemen ze beslissingen? Hoe vertellen ze elkaar waar de bloemen zijn? Hun gedrag is elke dag anders en bovendien heeft elk bijenvolk een unieke eigen identiteit.’ Kinderen worden rustig en helder door zich daarmee te verbinden. Een bijenvolk is eigenlijk hét voorbeeld van de aandacht en de toewijding die je graag in je klas wilt zien.


Fantasiekrachten
In de eerste twee klassen is de onmiddellijke voorbeeldwerking van bijen het belangrijkst. ‘Kinderen leven dan nog in een droomachtig beeldbewustzijn. Voorbeelden werken onmiddellijk en lesgeven doe je primair via het woord – beelden vormen de kinderen daar zelf bij. Zo laat je hun fantasiekrachten intact, die ze als volwassenen later nodig hebben om innovatief in het leven te kunnen staan.‘ Lessen over bijen kun je in die eerste jaren vormgeven via sprookjes, gedichten en legenden. Biivoorbeeld via de legende van Ambrosius of het ‘Bijenboekje’ van Jakob Streit. Dat ‘Bijenboekje’ werd op de eerste Freie Waldorfschule in Stuttgart gebruikt bij het leren lezen. Als je dat doet met zinvolle literatuur, wordt voor de kinderen meteen duidelijk dat lezen geen doel op zich is, maar een middel om toegang te krijgen tot echte kennis en de geheimen van het leven.


Bijenlessen
Het boekje van Jakob Streit gaat over een jongen die leert imkeren van zijn grootvader, en staat barstensvol waardevolle informatie. ‘Als de kinderen dat hebben gelezen is het leuk om daarna, in de derde klas tijdens de ambachtenperiode, een imker uit te nodigen in de klas. Liefst één die er niet al te technisch over vertelt.’ Rolf oogstte met de klas elk voorjaar eigen ‘klasse-honing’, met dank aan de bijen. Dan is honingslingeren natuurlijk extra feestelijk. ‘Via het gedrag van de bijen ontstaat er bij de kinderen als vanzelf belangstelling voor de planten in de omgeving, want je houdt bij wat er op elk moment bloeit. Alleen zo kom je te weten wanneer je moet bijvoeren. Ook krijgen ze bewustzijn voor het klimaat, want alleen boven de 15 graden Celcius maken planten nectar aan. ‘ In de vierde klas kun je aandacht besteden aan de bij als diersoort, in verhouding tot de mens. Bijen en mensen gedijen bijvoorbeeld bij dezelfde lichaamstemperatuur – in een bijenkast is het minimaal 35,7 graden. De dichter Rumi zei het al: ons lichaam is als een honingraat. ‘Ook heel mooi is, om de levenscyclus van een werkbij te volgen. Die ontplooit zich in de tijd volgens een heel vast stramien waarbij ze alle taken doorloopt –  poetsen, verzorgen, bouwen, verdedigen en uiteindelijk wordt ze een vliegbij.‘ In de vijfde klas, bij economische aardrijkskunde, zou je kunnen kijken hoe het er in Amerika aan toe gaat – daar worden vrachtwagens vol ingepakte bijenkasten naar eindeloze amandelboomgaarden gebracht, om die te bevruchten. De honing is daar slechts een bijproduct. En in China is er een gebied waar de mensen zelf met een kwastje hun perenbomen bestuiven, omdat er geen bijen meer zijn…


Kasten met karakter
Bijengedrag is sterk instinctief, bijna automatisch: je kan een bijenkast per keer maar een klein stukje verplaatsen, anders vinden ze hem niet terug. Een imker grijpt in, maar de kunst is elk volk in zijn zelfstandigheid te ondersteunen. Rolf: ‘Elk bijenvolk is uniek, in hoeveel honing ze maken, of hoe ze voer opnemen. Bij één volk zie ik al drie jaar dat ze in de zon gaan luieren zodra ze genoeg honing hebben voor de winter’. De kasten op school hadden erg verschillende ‘karakters’, wat voor de kinderen erg intrigerend was. Rolf: ‘Het blijft een raadsel waar die identiteit van zo’n volk precies in huist. Er is altijd maar één koningin en die bepaalt heel veel, maar ze is vervangbaar.’ De werksters bepalen, door het soort voer dat ze geven, of een larf een koningin wordt of een gewone werkbij. ‘Als de kast te klein wordt, of de koningin te oud, maken ze een extra koningin. Zodra die uit haar cel kruipt is er strijd, tenzij de oude koningin al is vertrokken’. Als zij de kast uit gaat, komen duizenden werkbijtjes achter haar aan. Waar ze landt, verzamelt zich de hele zwerm als één grote klont. Toen dat op school gebeurde stonden alle kinderen achter de ramen opgewonden te kijken hoe Rolf de zwerm ving, in een speciale mand. Steekgevaar is er dan eigenlijk niet, omdat de bijen zich vóór het zwermen vol zuigen met honing.


Voorbeeldorganisme
‘Een bijenvolk verzorgt de hele omgeving. Terwijl ze nectar halen, bestuiven ze de planten en laten in de omgeving een soort zuur achter, dat nieuwe levenskracht geeft. Zonder bijen zou er nauwelijks oogst zijn voor de mens.’ De bijen staan er slecht voor. Wereldwijd. Alleen al in Nederland overlijdt elke winter 20 a 25% van de bijenpopulatie. Rolf: ‘Ze zijn duidelijk gedesoriënteerd. Soms is ineens een hele korf leeg, en liggen er overal dode bijtjes.’ Hoe kan dat? Er zijn nieuwe ziektes en parasieten, ook lijken bijen agressief te reageren op mobieltjes en straling. Een bewezen oorzaak is landbouwgif –neonicotinoïden als RoundUp zijn dodelijk voor bijen en de ‘groene woestijnen’ die eruit voortkomen, zorgen voor hongersnood. Bijen hebben bloeiende planten nodig, geen gras. Alleen bij voldoende biodiversiteit hebben de bijen steeds iets te eten, want elke plantensoort bloeit op zijn eigen moment. Hetzelfde geldt misschien voor mensengemeenschappen, en de mate waarin ‘eigenheid’ en talenten daarin tot bloei kunnen komen… Zo lang mensen elkaar negeren, of uitroeien wat hen niet uitkomt, zal er armoede zijn. Rolf: ‘De bijen leven als organisme eigenlijk de sociale hoofdwet voor, die Rudolf Steiner ooit formuleerde. Hoe meer elk individu de hele gemeenschap in zich draagt, en hoe meer de gemeenschap zich richt op elk afzonderlijk individu, hoe beter.’ Zo bezien kan een bijenvolk ons voorleven wat we als  mensheid alleen uit vrije wil kunnen oppakken.
---------------------

Lezen:
‘Het Bijenboekje’ (2009) Jacob Sreit, Ineke Verschuren. Christofoor, ISBN 9789062380244
‘Dichter bij de bij, op weg naar natuurlijk imkeren’ (2017) door Alma Huisken: Christofoor, ISBN 978 90 6038 8136
‘De bijen’, Rudolf Steiner, Christofoor, ISBN 978 90 6038 6514