|
sitemap | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De Draad van Ariadne (bruisvat 2002) Denken: woedende natuurkracht of menselijk vermogen Door Evelien Nijeboer Wat is denken, en waar ligt de oorsprong ervan? Het lijkt voor de hand te liggen deze vraag middels filosofie en kentheorie te benaderen. Het is echter niet makkelijk om door middel van het denken zelf de werkingen en krachten te leren kennen die eraan ten grondslag liggen. In dit stuk is gekozen voor een benadering vanuit een stuk Griekse mythologie rond dit thema. Dit in een poging om vanuit deze overgeleverde beelden zicht te krijgen op het fenomeen ‘denken’ en ermee samenhangende bewustzijnsprocessen..
De Minotaurus kwam als volgt tot bestaan. De koning van Kreta, Minos (dit betekent “denker”), vroeg aan Poseidon (de god van het macrocosmische etherlichaam) een stier, en beloofde de stier meteen terug te offeren. Hij vond de stier zo mooi, dat hij zich er niet toe kon zetten; hij hield hem voor zichzelf, en offerde een gewoon exemplaar. Poseidon strafte hem door zijn vrouw verliefd te maken op de stier. Zij organiseerde dat ze met het dier kon paren, en baarde de Minotaurus, een wezen met een menselijk lichaam en de kop van een stier. Hij vrat mensen en richtte grote vernielingen aan. De kunstenaar Daedalus, dezelfde die de koningin had weten te vermommen als koe, bouwde het labyrinth; dit was zo ingewikkeld dat de Minotaurus er niet uit kon en geen vernielingen meer aan kon richten, maar hij eiste nog steeds mensenoffers; elke 9 jaar 7 jongens en 7 meisjes (zie noot 1). Zij werden ritueel geofferd; voordat zij het Labyrinth ingestuurd werden moesten zij reidansen uitvoeren. Hierin werden planeetbewegingen uitgevoerd, dit analoog aan de orgaanprocessen waar de levenskrachten doorheen “dansen” voordat zij in de hersenen tot beeld (gedachte) verstillen. Men zou hierbij kunnen denken aan een soort van carnavals-dodendans. Ziel en zelfzucht Het verhaal van Minos en zijn vrouw (resp. het Ik van de “denker”, en diens ik-dragende ziel) kan geduid worden als het verhaal van het “ik”, dat onderpoolkrachten uit de macrocosmische etherzee ontvangt om mee te kunnen denken. De stier als oerbeeld heeft te maken met onze spijsvertering, en met de kracht van het Woord zoals die in de elementen werkt en tot uitdrukking komt in de veelvuldigheid der vormen in de natuur (zie noot 2). Als deze krachten niet zonder meer, zoals beloofd, worden gewijd aan de natuur die ons voedt en draagt, vallen ze aan zelfzucht ten prooi; dit analoog aan de erfzonde, Eva die door de slang verleid wordt te eten van de boom der Kennis. Dit was natuurlijk nodig om de ziel een grondslag te geven om zichzelf te leren kennen, maar desalniettemin waren de gevolgen verschrikkelijk. De ziel wordt verliefd op deze goddelijke natuurkrachten, en baart een zielemonster: de Minotaurus. Deze ontstaat doordat de ziel haar menselijkheid op moet geven (ze vermomt zich als koe) om zich met de goddelijk-dierlijke onderpoolkrachten te kunnen verenigen. Zij geeft ook de verbinding met haar eega, het Ik, prijs. Gevolg hiervan is, dat zij de krachten waarmee zij een verbinding is aangegaan niet kan hanteren. De Minotaurus is te zien als beeld van wat gebeurt als de goddelijke intelligentie (zoals die in de natuur verstild is) in een menselijk lichaam gebundeld wordt, maar niet verinnerlijkt kan worden doordat geen Ik aanwezig is. Het menseneten kan geduid worden als het verteren of vernietigen van de menselijkheid in het algemeen, en het stelen van de ik-krachten van anderen in het bijzonder. De Minotaurus bestaat uit een bundeling van natuurkrachten die, hoe redeloos ook, toch de essentie van de menselijke lichaamsgebonden intelligentie uitmaakt (noot 3). Hij kan volgens mij ook gezien worden als een vóórchristelijke versie van het Beest dat uit de aarde komt, uit de openbaringen van Johannes (noot 4). De levenskrachten komen binnen de menselijke constitutie tot een geestelijk hoogtepunt in het denken. Dit zou kunnen verklaren waarom de Kretenzers de Minotaurus niet probeerden te doden, maar hem eerden met een cultus die mensenoffers eiste. Deze offers kwamen uit de stad genoemd naar Pallas Athene, die de goddelijke helderheid in het denken vertegenwoordigde. Dit lijkt vanuit de optiek van de Kretenzers, die een zeker gevoel voor noodlot behelst, gerechtvaardigd. Toch heb ik ook het gevoel dat zij het monster vereerden, omdat ze het niet de baas konden. De cultus bestond uit het geleiden van de levenskrachten door orgaanprocessen heen (verbeeld in reidansen) tot in een opbranden in en aan de geest (in de hypofyse). De menselijkheid werd hieraan opgeofferd, dit werd beschouwd als een noodlottig gegeven. Dionysos en Ariadne De Athener Theseus kon zich hier in elk geval niet in vinden. Hij besloot het monster te vernietigen, en meldde zich als vrijwilliger. Ariadne, dochter van Minos, had al langer moeite met de taferelen rond de mensenoffers, werd verliefd op Theseus, en gaf hem een draad die niet kon breken (netjes opgerold) en een zwaard dat altijd raak trof. Theseus doodde de Minotaurus, en kon door de draad het laybrint weer uitkomen. Ariadne had hiermee haar land en cultus verraden, en vluchtte met Theseus mee. Misschien dacht ze ook nieuwe perspectieven te vinden in Athene. Tijdens een tussenstop op het eiland Naxos echter droomde Theseus over Dionysos die hem (op straffe des doods) beval Ariadne te verlaten. Ze was in haar verlatenheid radeloos van verdriet, en ook erg bang toen Dionysos haar kwam halen, door alle saters en faunen die hij bij zich had. Zij schikte zich echter in een verbintenis met Dionysos. Hierbij vierde de hele natuur (wereld der natuurwezens) feest. Na Ariadnes dood wilde Dionysos niet langer spelen en plezier maken. Dit kon Zeus niet verdragen, en hij maakte Ariadne onsterfelijk in het sterrebeeld Noorderkroon. Een andere versie zegt, dat Ariadne haar diamanten diadeem aan de hemel wierp voor Theseus, om zich in het Labyrinth op te oriënteren. Ariadne en Dionysos krijgen verder een dochter, Berenice. Dionysos wordt gedood terwijl hij in een roes verkeert; als Berenice hem vindt verhangt zij zich naast zijn lijk in een boom. Dionysos is te zien als een macrokosmische drager en brenger van het menselijke Ik. Dit is eigenlijk een contradictio in terminis; hij was dan ook wild en moeilijk te plaatsen. In het astrale lichaam uit zich het lager Ik in de willekeurige hantering van de wil in het gevoel: Dionysos kon zich in allerlei (wilde) dieren veranderen, al naar gelang het hem uitkwam. Zijn optreden was, hoe vrolijk het ook leek, onverbiddelijk; wie hem afwees, werd geslagen met waanzin. Hij staat verder bekend als de brenger van wijn (alcohol), die de mensen hielp incarneren als afzonderlijke exemplaren. Hij had een schare silenen, saters en faunen om zich heen, die ook wel geduid zijn als doorsnee-atlantiërs, mensen die nog geen ik-bewustzijn hadden. Deze konden in de roes hun astrale lichaam losmaken van het fysieke, en er alvast mee “oefenen”. In de Griekse Dionysische mysteriën (die allesbehalve keurig waren) werd de roes gebruikt om het Ik-bewustzijn aan te scherpen; na het drinken ging men filosoferen en evenwichtsspelletjes doen, om rechtstreeks vanuit de wilskracht helderheid te oefenen. Alcohol werkt per saldo vooral incarnerend, dit via de kater. Dionysos groeide tot zijn geboorte in de dij van zijn vader Zeus (het macrocosmisch astraallichaam), nadat zijn moeder tijdens de zwangerschap was verteerd door de aanblik van Zeus’ ware gedaante. De dijen bemiddelen de werking van de Boogschutter. Als regio in het etherisch lichaam vormen ze de bedding voor de orgaanprocessen in de romp. Van hieruit komen ideeën direct uit de duisternis van wil en warmteorganisatie omhoog, en uiten zich dan direct in gevoelens (soms ook intuïties) en handelingen, die daardoor scheppend worden. Vanwege dit gegeven werd hij ook genoemd als patroon van kunsten en wetenschappen. Alles bijelkaar zou men hem een voorchristelijke representant van de Mensenzoon (of, mensenzoonkrachten) kunnen noemen. Dit zijn objectieve wilskrachten die in het etherlichaam huizen. Dionysos representeert het Ik zoals dat zich vanuit een perifere astraliteit in de lichaamswarmte hult, en zich puntsgewijs uitdrukt in de wil. Hij heeft een bijzondere band met de zesbladige lotusbloem, die de functies van denken voelen en willen in het etherlichaam balanceert. (noot 5)Hiermee houdt men het Ik-bewustzijn als het ware van buitenaf bij elkaar, dit analoog aan de manier waarop een peuter op zijn buik wijst als hij zichzelf aanduidt. Theseus en Ariadne Theseus is een gerenommeerde Griekse held; hij staat bekend als degene die Athene als staat organiseerde daarmee als eerste staatsman überhaupt. Verder doodde hij een aantal monsters en reuzen. Hij had veel verbindingen met boogschutter-gestalten (amazonen en kentauren), was zelfs al getrouwd met een amazonekoningin, toen hij (na Ariadne) alsnog met een Kretenzische prinses trouwde. Hij heeft samen met zijn beste vriend vele jaren in de onderwereld moeten doorbrengen. Toen hij terugkwam was de staat die hij opgebouwd had in corruptie vervallen, en hij stierf eenzaam. Met name de manier waarop hij de monsters en reuzen (objectieve dubbelgangeraspecten) aanpakte tekent zijn wezen: hij wist van te voren wat zo’n monster altijd deed (bijv. voeten afhakken), en bracht hem dan op dezelfde manier om zeep. Hij duidde het wezen van zo’n (ziele)monster, en spiegelde dit in daden terug. Met de Minotaurus ging het net zo, met name hierdoor zou je zeggen dat hij de voorbode is van het menselijk Ik als geestkiem. In het laatste geval werd hij door Ariadne geholpen; dit duidt erop dat zij een rol speelt in de Ik-constitutie. Haar gestalte is moeilijker waar te nemen. Haar naam is waarschijnlijk afgeleid van Ari-Hachne, wat betekent “de zeer verhevene”. Dit lijkt op een formele prinsessetitel, maar het kan ook zijn dat het slaat op haar wezen. Zij is een halfzuster van de Minotaurus. In dit monster komen niet door-ikte (dus goddelijk-dierlijke) Woordkrachten naar boven; in Ariadne blijven deze krachten dankzij de menselijke Ik-kracht van haar vader meer teruggehouden, en komen dan met name ten dienste aan de erfelijkheid (noot 6). Dit heeft misschien te maken met het gegeven dat ons heldere dagbewustzijn met het maansproces samenhangt. Dit behelst enerzijds de functie van spiegeling in de hersenen, anderzijds de processen van celdeling en voortplanting. Theseus, de geestkiem-voorbode, wekt haar liefde die, hoewel een echte geestelijk-individuele warmte of liefde (zij delen een ideaal), toch ook meer of minder gelouterd van onderaf in haar opwelt. Dit analoog aan het sterrebeeld Slang, dat met de Noorderkroon een eenheid vormt. De slang staat in het sterrebeeld Weegschaal, de enige plek in de dierenriem die niet door het sterrebeeld Draak (zie Bruisvat 2) bestreken wordt. Dit duidt op kundalini- ofwel liefdeskrachten die niet in de zondeval betrokken zijn geraakt (zie noot 7). Toen Ariadne besloot Theseus te helpen was de cultus rond de Minotaurus nog in zwang. Ariadne kon zich desondanks met Theseus’ wilsimpuls verenigen en verschafte hem, geïnspireerd door haar liefde, de middelen om zijn plan uit te voeren. De draad die niet kan breken staat voor het vermogen de draad van een redenering, die er zin en betekenis aan geeft, heen en terug te volgen (zie noot 8); hiermee kon hij het hersengebonden denken (het labyrinth) betreden zonder erin te verdwalen (dat is dus moeilijk genoeg...). Het zwaard staat voor het vermogen onderscheid te maken en te duiden, als denkhandeling. Ariadne reikt dus een denkvermogen aan dat direct uit de wil welt, maar kon dit alleen voor de ander (Theseus), en uit liefde. Eigenlijk-menselijk vermogens Theseus kan vanuit de geest het wezen der verschijnselen duiden, Ariadne vertegenwoordigt krachten die in eerste instantie alleen aan de fysieke lichamelijkheid en het daaraan ontleende bewustzijn ten goede komen. Eenmaal voor de geest gewekt, kunnen deze krachten via de wil in de ziel gaan optreden. Dat kan zich min of meer gelouterd uiten in bijvoorbeeld passie voor iets of iemand; vanuit een gelouterde en geofferde wil kan zielewarmte tot individuele moraliteit worden, een idee of ideaal in daden of begrip representerend. Wordt dit vermogen op de omgeving gericht, dan ontstaat een zieleruimte voor het algemeen-menselijke denkvermogen. Hiermee ontstond ook de mogelijkheid om zich bewust te worden van de eigenlijk-menselijke processen van het gevoel, om zich in de ziel op de verschijnselen te bezinnen (zie noot 9). De grond hiervan ligt in het vermogen de oerbeelden, zoals die vanuit de sterrenwereld in onze fysieke lichamelijkheid verstild worden, in de zintuiglijke wereld om ons heen te herkennen. Dit heeft te maken met het waarnemen via de 10bladige lotusbloem (bij de zonnevlecht) en vormt de basis van het kenvermogen als zodanig. Dit vermogen ligt in de sfeer van een ragfijne, kristallijne helderheid, in de periferie van het astrale lichaam. De mensheid moest echter eerst nog door een periode van materialisme heen, als voorwaarde om het afzonderlijke Ik te kunnen ontwikkelen. Ariadnes verlating is het beeld voor deze tussentoestand. Het Ik als geestkiem was in de Griekse tijd nog niet door Christus op aarde gebracht; hierdoor had Theseus nog niet de kracht Ariadne vast te houden. Hij moest haar aan Dionysos afstaan. Zo maakte Ariadne, die los was geraakt van haar oorsprong (een cultus van levenskrachten), een nieuwe verbinding met de levenswereld. Sterrewerkingen Ariadne representeert astraal-fysieke sterrekrachten, in eerste instantie zoals die in de natuur (ook het menselijk lichaam) verstild liggen. Na de samenwerking met Theseus kan dit door de zintuigen heen in de ziel worden teruggespiegeld. Hier ontstaat een samenhang met het menselijke fantoomlichaam . Deze geestelijk-fysieke krachten vinden hun bedding in de ik- of warmte organisatie, die als Ik-drager fungeert. Deze ligt als een soort warmtemantel in de periferie van het astrale lichaam, en wordt gerepresenteerd door Dionysos (zie noot 10) Onze warmte-organisatie “leest” deze gebaren, die idealen vertegenwoordigen; op basis hiervan kan het Ik, als het deze warmte of moraliteit tenminste toetst aan het hart en er warm voor wordt, besluiten zo’n ideaal uit te voeren. Dat dit niet zomaar lukt is een feit dat eenieder die het probeert zal kunnen beamen; je komt je eigen onvolkomenheden tegen. De sterrewerkingen, met name de ontvankelijkheid van onze eigen warmteorganisatie hiervoor, maken deel uit van onze individuele geestelijke erfenis. Alles wat wij daarvan nog niet verinnerlijkt (verwezenlijkt) hebben toont zich in onze dubbelganger, als objectieve wilswerkingen die we nog niet kunnen hanteren. Dionysos is te zien als een gestalte die dat wél kon, maar in een nog voor-menselijk stadium, in een directe uiteenzetting met de natuurwezens en –krachten om zich heen. In Ariadne, na haar ontwikkelingen met Theseus, vond hij (een beeld van) de mogelijkheid om de krachten die hij om zich heen uitoefende te verinnerlijken. De ontmoeting tussen Dionysos en Ariadne is een beeld van één van de meest basale esoterische ontwikkelingswetten, de laatste die Christus openbaarde: Zoon, zie uw Moeder – Moeder, zie uw Zoon (zie noot 11). De 10bladige lotusbloem (drager van het astrale lichaam, Moeder) toont werkingen vanuit de etherwereld als beeld, door de 6-bladige (drager van het etherisch lichaam, Zoon) tonen deze werkingen zichzelf als wezen(s). Dat Dionysos Ariadne wilde hebben hebben is niet verwonderlijk; Ariadne spiegelde hem zijn eigen idealengoed, wekte zijn bewustzijn hiervoor. Ariadne schrikt zich eerst rot van alle saters en faunen om Dionysos heen; in de mens komt dit terug wanneer de 10-bladige lotusbloem wordt geopend. Men kan dan schrikken, doordat zich eerst allerlei dubbelgangeraspecten tonen. Dionysos werkt zoals genoemd balancerend vanuit de zesbladige lotusbloem, als werking van het Ik vanuit de periferie. Hij verbeeldt ook het vermogen zich van de dubbelganger te bedienen. Deze kan uiteindelijk, in de wisselwerking tussen de 10- en 6bladige lotusbloem, worden omgevormd tot Mensenzoon. Deze is individueel en algemeen-menselijk tegelijk. De ontmoeting tussen Dionysos en Ariadne is een voorchristelijk beeld; de samenhangende vermogens zijn pas in deze tijd, na de dood en opstanding van Christus in de etherwereld, voor de mensen vrij aan het komen (zie noot 12). Er is echter nog een obstakel. Toen de oude Dionysos in zijn roes werd gedood ging hiermee het oude helderziende vermogen verloren. Zijn dochter Berenice staat voor een oud, droomachtig weten omtrent sterrewerkingen, wat hierdoor chaotiseerde. Wat restte was het lijk van Berenice in de boom, ofwel het dode verstand in ons zenuw-stelsel; hiermee hebben we eerst te leren omgaan, voordat dieperliggende vermogens tot leven kunnen worden gewekt. Hier raak ik dan misschien het eeuwige dilemma in het geesteswetenschappelijk onderzoek tussen het heldere, strikte denken en de creativiteit met zijn grillen der fantasie, hoewel ik vermoed dat er mogelijkheden zijn hier een wisselwerking tot stand te brengen. (zie Bruisvat 3, “objectieve kunst”). Wellicht hierover later meer.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||