|
sitemap | ||||||||||||||||||||||
Esthetiek Esthetiek is een stelsel van opvattingen, die vanuit de wetenschap geformuleerd is, over wat objectief gezien mooi is. Ook hierin is een tweedeling te vinden in de angelsaksisch-reguliere wetenschap, en de goetheanistische.
Het gemiddelde Nederlandse landschap lijkt lijnrecht voort te komenuit de ideeën van 'De Stijl'. Maar als dat echt zo zou zijn, zou het gemiddelde bedrijventerrein er beter uitzien. Een en ander heeft vooral te maken met de verhoudingen die men hanteert. Mondriaan was daarin namelijk uiterst, uiterst zorgvuldig.... wat hij toont is uiteindelijk inderdaad 'idee', maar het is niet geconcipieerd als idee of gedachte. Mondriaan vond zijn inhouden door met esoterie bezig te zijn. Hij vond ze op gevoel of eigenlijk: vanuit een diepe verbondenheid met de binnenkant van de werkelijkheid. Wat Mondriaans werk toont is volgens mij het zuiver-menselijke dat we krijgen van de natuur, namelijk een embryonaal ontwikkelingspotentiaal - goetheaanse embryologie laat zien dat mensen daarvan een overschot meekrijgen om zelf vorm te geven tijdens hun levensloop. Mondriaans werk is eigenlijk alleen in schijn een uitdrager van opvatting A, de reguliere opvatting van wat 'schoonheid' is' (namelijk, het zintuiglijk verschijnen van iets dat 'idee' is). Maar dankzij Mondriaans werk heeft opvatting A zich stevig in onze cultuur kunnen verankeren. Ik vraag me weleens af wat hij daar zelf achteraf van gevonden zou hebben. Opvatting B: het schone is, als de natuur zó wordt verbeeld, dat het de schijn draagt van de idee.
Het is eigenlijk heel vreemd dat Jan Voerman nauwelijks terug te vinden is, in het officiële discours over moderne kunst, terwijl hij toch pas in 1941 gestorven is. Maar ja - hij voldoet niet aan het angelsaksiche wetenschappelijk dogma: hij werkt vanuit de zintuiglijke waarneming. Eerst schreef ik hier: "in zijn werk staat de idee niet voorop", maar dat is niet waar. Jan Voerman werkt wel degelijk met ideeen, maar dan met ideeen zoals zij zich tonen in de natuur. Hij nam ze direct waar aan bijv. wolkenformaties, luchten, landschappen. Hij woonde in Hattem en bleef zoveel mogelijk thuis, bang als hij was om een bijzondere lucht of wolkenformatie te missen. Wat hij waarnam, verwerkte hij tot schilderijen. Hij werkte daarbij vanuit de zintuiglijke waarneming, maar zette toch de dingen subtiel naar zijn hand - hij gaf ze zo weer dat ze een innerlijke toestand weergeven. De idee wordt behandeld als een levend wezen en de natuur wordt in dit proces vermenselijkt. Deze werkwijze staat in schril contrast met bijv. een wetenschapper als sir F. Bacon, die stelde dat de natuur op de pijnbank gelegd moet worden, om haar haar geheimen te kunnen ontfutselen. Jan Voerman heeft in plaats daarvan zijn leven lang naar de wolken gekeken, om van hen te leren hoe hij vanbinnen kon zijn. Het grote verschil tussen Voerman en Mondriaan, is dat Mondriaan "de Idee" achter de zintuiglijke waarneming zoekt (waardoor het een abstractie wordt), terwijl Voerman, ook op zoek naar "de Idee", die in de waarneming zoekt. Daardoor blijft die waarneming levend. Hij kan er niet eerst met zijn denken op los, want dan gaat die waarneming stuk. Dat dwingt hem om primair vanuit zijn gevoel te werken, en van dáár uit manieren te vinden om ordening aan te brengen. Ik moet hier de kannttekening maken dat Mondriaan er toch ook in slaagde in zijn werk iets van het levende te bewaren, ondanks je dat niet meteen ziet. Mondriaan stript namelijk de waarneming totdat er alleen het meest kale skelet van overblijft. Eigenlijk werkte hij toch vanuit een vooronderstelling dat de idee buiten de waarneming ligt, mede door zijn esoterische wereldbeeld. Dan wordt het legitiem om de waarneming stukje bij beetje weg te snijden en stuk te maken om zo de essentie eruit te kunnen persen. Mondriaans werkwijze heeft een soort van consequentie die geniaal lijkt omdat het zo logisch is. Maar hoe creatief is dat eigenlijk? Anderzijds kun je betogen dat Mondriaans juist erg creatief was, gezien de beperkingen die hij zichzelf oplegde. Creativiteit bloeit vaak juist door beperkingen. Voor meer over intellect, denkvermogen en creativiteit, klik hier. twee stromingen Echt goede kunst ontstaat volgens mij in een kruising van de twee hierboven geschetste stromingen. De goede kunstenaars, van nu, zijn mensen die binding hebben met de diepere lagen van hun waarneming, die daardoor voeling hebben met iets natuurlijks en collectiefs, maar die zich ook als individualiteit kunnen uitdrukken in hun werk. Ze hebben daarbij vaak een zekere filosofische inslag, of, bewustzijn over de ideeën waarmee ze werken. (bijv. Thomas Schütte, Marlene Dumas, Gijs Frieling vind ik ook heel interessant. Wie nog een goed voorbeeld weet: mail me aub.) Stel nou dat we Mondriaans ideeën hebben leren kennen, er niet omheen kunnen, en hem gelijk geven. Daarom nemen we zijn conclusie over, en dan beginnen we met rechte hoeken en primaire kleuren als we leren schilderen. Snapt u? Wie van begin af aan vanuit opvatting A aan de slag gaat, krijgt het moeilijk. Die moet iets voor elkaar zien te krijgen zonder dat hij weet hoe je met waarneming om moet gaan - met alleen een idee als gereedschap. Dat leidde in de vorige eeuw al enkele malen tot "de dood van de schilderkunst" . Om de leemte op te vullen gingen ideeën over politiek en maatschappij een belangrijke rol spelen in kunst - daar is op zich niks verkeerd aan, maar politiek kan de zingeving van kunst natuurlijk niet vervangen. Later zag je steeds vaker kunstenaars die grepen naar het gebruik van geweld of schokkende beelden, om toch nog iets voorelkaar te krijgen dat onmiddellijk effect heeft op een toeschouwer (meer hierover in een artikel over kunst en objectiviteit). Schokkende kunst is trouwens niet altijd slechte kunst (zie Bruce Nauman). Het kan een esthetisch noodzakelijke keuze zijn. Misschien is het zoiets als wat Rilke zei over ironie: hij wees het niet af, maar zei dat je ermee om moet kunnen gaan. Hij zei: "Zoek de diepte van de dingen, daar daalt de ironie niet in af". Samenvatting Opvatting A leidt (even kordaat gesteld) tot kunst, waar het leven of de bezieling uit neigt te verdwijnen. Het werken primair vanuit de idee of geestelijke wereld (voorzover de kunstenaar daar contact mee heeft) wordt daardoor abstract. In het begin heette abstracte kunst nog niet abstract, maar 'gegenstandslos'.... Pas na 1945, toen de waarneming werd afgeschaft, werd 'gegenstandslos' abstract. Het is niet eens raar, dat veel filosofen hun heil hebben gezocht in het kunstenaarschap, want beeldende kunst (zoals het nu gedefinieerd wordt) is eigenlijk een vorm van filosofie. Het ideële (of "geestelijke") lijkt hoger dan de natuur om ons heen, maar is in zijn dode vorm makkelijk te bereiken - je kunt dan primair je denken het werk laten doen. Dat is handig, want alles wat niet in je wereldbeeld past verdwijnt vanzelf. Een werk tot leven brengen wordt dan helaas wel moeilijk. En als een kunstwerk dood is, wat is het dan waard? Dood werk verliest zijn schoonheid, zodra het concept ervan je niet meer interesseert. Dode kunst is eigenlijk gewoon slechte kunst. Opvatting B is: werken vanuit (je band met) de natuur. Die is te vinden in dieper weggezonken bewustzijnslagen. Het wordt dan om te beginnen veel moeilijker om origineel te zijn - als natuurlijke mens zijn we vaak minder bijzonder dan we zelf denken. Een gezond mensenlichaam is wel individueel gedifferentieerd, maar iedereen heeft wel ongeveer dezelfde bouw, organen en primaire behoeften. iedereen houdt van mooi weer, lekker eten etc. In het lichamelijke is de geest alleen een soort glimmend randje.... Het is bovendien een gebied dat kunstenaars graag willen overslaan, en met reden - het is een fase in de kunstgeschiedenis die officieel hoort bij de periode 1900 - 1945, en is dus officieel allang voorbij. Maar je kunt je afvragen of goed kunstonderwijs zonder kan. Op basis van opvatting A kun je alleen uitwerken (vormgeven) wat je zelf al in je draagt, aan inhoud. Als je dat genoeg vind, is dat mooi - maar als je je verder wilt ontwikkelen heb je aan opvatting A helemaal niets. De goetheanistische benadering stelt je wél in staat je ook als mens/individu verder te ontwikkelen. klik hier voor meer over creativiteit, intellect en denkvermogen. Als mens werk je altijd vanuit ideeen, ook als je naar de natuur werkt. Je kiest altijd een bepaalde manier van benaderen, betekenis geven - bewust of onbewust. Dus strikt genomen moet je stroming A en B combineren. Kunstenaars hebben vaak een hekel aan het werken vanuit opvatting B - en met reden: techniek en wetmatigheden studeren is in eerste instantie de dood voor je eigen artistieke proces. Techniek en wetmatigheden moet je eerst leren, en dan weer aktief vergeten om er in je werk mee om te leren gaan. Dat komt echter wel je ontwikkeling als kunstenaar ten goede. Het persoonlijke, waarmee je altijd begint, gaat dan door een soort filter van algemene ontwikkeling heen. Daardoor zul je minder snel in je eigen ding vastlopen. En als je toch vast loopt, maken technische vaardigheden het makkelijker om jezelf weer los te werken. Bovendien maakt het je werk toegankelijker - en dat is toch ook iets waard...
|
|||||||||||||||||||||||