|
sitemap | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
werkbiografie
Ik ben geboren in 1969 in Hardenberg, Overijssel. Toen ik 17 was ging ik naar de kunstacademie. Ik had een vaag maar groot en dringend ideaal en werd niet gehinderd door enige voorkennis. Ik luisterde naar obscure new-wave muziek, en ik had altijd een regenboog bij me. Ook mijn kamer had ik beschilderd met een brede regenboogkleurige streep, dwars over de deuren heen. Op de AKI begon kwam ik in een nieuwe wereld. Toen ik begon, had ik een innerlijk beeld van acht levenslijnen, die allemaal van mij waren, maar ze lagen náást elkaar. In het tweede jaar merkte ik dat ik inderdaad meerdere thema's in me droeg om mee te werken, maar ik zag er geen samenhang tussen. Om grip op de dingen te krijgen besloot ik dat ik voortaan alleen zou werken met beeldelementen die ik ken. Dat waren verschillende soorten materialen en de zwart-wit-fotografie. Wat kleur was kon ik niet begrijpen (dankzij de kleurtheorie van Newton, standaardkost op de Havo). Na het beeldhouw-jaar switchte ik naar Gemengde Media en kreeg les van o.a. Ad Gerritsen en Lon Robbé. Ad heeft me geleerd hoe je vragen moet stellen. Werken deed ik de laatste 2 jaar anti-kraak in een schoolgebouw. Ik ging naar de Rijksacademie in Amsterdam. De overgang liep niet zo soepel - in Enschede had ik een band opgebouwd met de natuur die abrupt werd doorgesneden toen ik naar Amsterdam verhuisde. Ik moest bewuster worden van de ideeën van waaruit ik werkte. De ideeën die ik had opgedaan waren eigenlijk niet in overeenstemming met mijn oorspronkelijke idealen, en dat kwam op de Rijksacademie aan het licht. Ik kwam in conflict met mezelf. Tijdens mijn opleiding maakte ik mee hoe de idee van de directe expressie (abstract-expressionisme) plaats maakte voor het werken vanuit meningen of ideevorming, vaak op het gebied van maatschappij en politiek. Ik heb echter altijd primair de behoefte gehad aan een band met de natuur - dat was en is mijn inspiratiebron. Ik maakte een doodsproces door. Na een jaar ontmoette ik Stephan (mijn huidige partner), hij liet me kennismaken met antroposofie. Met name de kentheorie van Rudolf Steiner ("waarheid en wetenschap") vond ik geweldig, hij ging in de filosofie op dezelfde manier te werk als ik in mijn werk (iets opbouwen door alleen met elementen te werken die je kent). In mijn denken maakte ik een enorme horizonverbreding mee, maar in mijn werk ging het doodsproces gewoon door. Ik maakte dingen, verkocht werk aan bedrijven, exposeerde bij o.a. bij een galerie (Metis, Amsterdam), maar ik was steeds minder tevreden met wat ik maakte. Ik had het gevoel dat ik in de 19e eeuw bleef hangen, en wist dat ik in mijn ontwikkeling nog door de 20e eeuw heen moest. Ik ontmoette Nicolaas de Jong, die vanuit het ideeëngoed van de antroposofie methoden had ontwikkeld voor kunstzinnig onderzoek. Met een aantal anderen hebben we hiermee een aantal jaren geëxperimenteerd: planten en kleuren zingen, zintuigindrukken boetseren, landschapswerk doen. Werken met horoscopen. In die tijd begon ik met kleuronderzoek. Ook begonnen we met Bruisvat, een blad dat ongeveer vijf jaar bestaan heeft, en dat wel omschreven werd als "een soort antroposofische punk". In die tijd formuleerde ik veel van mijn ideeën over kunst, kunstgeschiedenis etc. klik hier voor de artikelen die ik toen geschreven heb). Ik maakte kennis met de kunstzinnige onderzoeksmethoede van Liane Collot-d'Herbois, een pionier op gebied van kleurgebruik, zowel voor de kunst als voor de ontwikkelling van schildertherapie. Van daaruit ben ik verder onderzoek gaan doen. Tussen de kinderen door (de 1e in 1997, de 2e in 2001) heb ik veel onderzoeks-schilderijen gemaakt. Dat deed ik thuis en in volledige afzondering - dit soort werk is niet geschikt voor expositie. Door de jaren heen werkte ik aan het opbouwen van mijn eigen inzichten over kleurenleer en vorm- en perspectiefleer, en de samenhang met de menselijke waarneming en constitutie. Intussen was tijd om mijn uitvoerende kunstenaarschap weer aan te pakken. Ik kreeg een paar leerlingen, waardoor ik patronen ging ontdekken in wat ik deed. Hierdoor kon ik een aantal oefeningen ontwikkelen. Ik heb meer ambachtelijk leren schilderen (o.a. olieverf maken), daardoor ging zich alles een beetje zetten wat ik ontdekt had. Ik begon mijn nieuwe en oude werk weer als één geheel te zien. Ik kwam erachter dat ik eigenlijk al die tijd met hetzelfde bezig ben geweest: "ervarings- en waarnemingsprocessen", niet zonder toeval ook al de vakomschrijving van Ad Gerritsen, mijn belangrijkste leraar op de AKI. Bij het afdrukken van zwart-wit foto's in de doka beleefde ik de processen van waarnemen en het omhooghalen van herinneringen. In het herinneren ontvouwt de oorspronkelijke waarneming zich en krijg je dingen te zien die je eerst niet bewust opgemerkt had. Door de jaren heen ben ik gaan zien hoe het werken met kleur eigenlijk deel uitmaakt van dit soort processen. Mijn eigenlijke onderwerp door de jaren heen is de menselijke waarneming. Ik probeer in het werk zelf onder te duiken, me te laten zakken in de processen volgens welke een werk tot stand komt. Creatieve processen zijn eigenlijk waarnemingsprocessen. Daarmee bewust te leren werken, is voor mij het achterliggende doel. Dit doel is persoonlijk en ook moeilijk te realiseren, het staat in principe los van het doel "goed werk maken" of "goed les geven". Maar voor mij is het het zout in de pap, hetgene dat al het andere zin geeft.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||