Werken met klank

werken met klank is heel geschikt om direct de binnenkant van de dingen te onderzoeken. Een kleur is een uiterlijke openbaring van iets (innerlijks), maar de kleuren van de dingen zeggen meer over hun plaats in de schepping als idee, dan over hun innerlijke staat van zijn (hoe ze zich voelen). Klank is iets dat onmiddellijk het innerlijke van de dingen beleefbaar maakt. De kleur van een dier zegt niet zoveel over hoe het dier zich voelt. De geluiden echter die bijv. een poes maakt, maken onmiddellijk beleefbaar wat er in poes omgaat. 'kijken' heeft vooral te maken met bewustwording, 'luisteren' heeft te maken met invoelen.

Door improviserend te zingen kun je leren 'schilderen' met je stem. Doel van deze activiteit is: bewust en vooral actief te leren luisteren, en hierbij in het gevoel een zekere exactheid te ontwikkelen. Bij het improviserend zingen maak je (onbewust) gebruik van muzikale wetmatigheden, om de eigen wetten van de dingen zelf aan te leren voelen. Een bloem kun je zien als uitdrukking van een bepaald wiskundig principe: hij kan een vijfster als grondpatroon hebben (een roosachtige), een vierkant (kruisbloemigen), een driehoek of zesster (lelies). zo'n patroon komt overeen met bepaalde hoeken of getalsverhoudingen.Bijvoorbeeld: een roosachtige (de vijfster) komt overeen met de interval grote terts: als je een snaar aanslaat geeft hij een bepaalde toon. Als je hem op 1/5e deel indrukt, klinkt hij precies een terts hoger. Bij onderzoek is gebleken dat, als mensen een roosachtige bloem improviserend gaan bezingen, ze geneigd zijn om daarbij veel tertsen te gebruiken. Bij een kruisbloemige gebruikt men juist eerder kwarten.

Voor het improviseren is muzikale voorkennis niet nodig. Na een tijdje oefenen kun je vanzelf horen of je goed zit met je improvisaties, - vooral als je in een groep werkt, en met elkaar bespreekt wat er gezongen is. Het kan wel handig zijn om, los van het improviseren, af en toe te werken met intervallen, toonsoorten en kerketoonaarden, om te verkennen welke sferen je daar allemaal mee op kunt roepen. Maar alleen al de natuurlijke menselijke stem is een rijk instrument. Hieronder vind je wat meer theoretische achtergrond.

Klank en toon

Harmonieleer gaat over tonen, toonhoogtes, een klank is dat wat je realiter hoort. Een toon verhoudt zich tot de klank als abstractie ten opzichte van de realiteit. Tonen zijn eigenlijk muzikale begrippen, die geschikt zijn om aspecten van een klank te omschrijven. Iedere klank draagt zijn eigen zeer specifieke karakter: een stem klinkt anders dan een stuk ijzer dat tingelt, of een gitaar of trompet, een hond klinkt anders dan een kat etc. Toch kunnen ze allemaal op dezelfde toonhoogte tingelen, blaffen, miauwen of zingen. Een klank is qua toon vaak meerduidig: er zijn (bijna) altijd meeklinkende boven- en ondertonen. Bij het boventoonzingen wordt bijv. de boventoon zodanig gecultiveerd dat je hem duidelijk kunt horen. Maar ook als je de boventonen niet hoort, zijn ze er bijna altijd. De toonhoogte is dus maar een aspect van de realiteit 'klank'.

Harmonieleer

De harmonieleer stelt ons in staat om bewustzijn te krijgen in de wetmatigheden die ons in eerste instantie als 1 grote klankbrij tegemoet treden. Harmonieleer gaat over toonladders, toonhoogten en intervallen, kortom: de verhouding van tonen tot elkaar. In de westerse muziek is harmonieleer de basis vanwaaruit muziek wordt gemaakt. De aard van een toon wordt sterk medebepaald door de verhouding die hij heeft tot andere tonen.
Onze huidige harmonieleer komt bij Pythagoras vandaan, de grote ingewijde van het in het oude Griekenland. Hij stichtte een school, na een lange rondreis waarin hij meerdere inwijdingen ontving. Zijn harmonieleer behelsde zowel wiskunde als muziek, en was bedoeld als materiaal om te mediteren op de geheimen van de kosmos. Het is gebaseerd op schijnbaar heel simpele uitvindingen.

Hij spande een snaar, en ontdekte dat als je die in tweeen verdeelt, dat je dan dezelfde toon krijgt maar dan hoger: het oktaaf.
Je kunt een snaar dus in steeds verder in 2 gelijke stukken verdelen, en de toon blijft hetzelfde! Iedere keer als je opnieuw in 2 gelijke stukken deelt, wordt de toon een oktaaf hoger.
Hieraan kun je een mysterie beleven: het allergrootste klinkt “hetzelfde” als allerkleinste, 1 en dezelfde toon kan opklimmen en afdalen van van heel groot naar heel klein, van heel hoog naar heel laag. Zolang het geheel steeds in gelijke delen verdeeld wordt, blijft een eenheid gehandhaafd.

De volgende stap die hij deed was: de snaar in drie”en delen.
De klankverhouding die je dan krijgt heet een kwint ('een vijfde', klinkt als de eerste tonen van "altijd is kortjakje ziek").
Pythagoras ontdekte, dat je twaalf kwinten moet maken, om bij de eerste toon terug te komen.
Als je bij de C begint, maak je omhoog een kwint naar de G. Vandaar naar de D, de A, de E en de B. Tot zover hadden we nog steeds de witte toetsen van de piano. Vanuit de B moet je naar de Fis, vandaar naar Cis, naar Gis, naar Dis, naar Ais (verhoogde A), dan naar F, en dan kom je weer bij de C.

Dus: C – G – D - A – E – B – Fis – Cis – Gis – Dis – Ais – F – C

Dit zijn de twaalf toonsoorten die er in ons westerse systeem zijn. Ze fungeren dan elk als grondtoon, van waaruit een toonladder opgebouwd wordt. De twaalfheid is in het groot aan de sterrenhemel te vinden in de dierenriem. De tonen (en toonsoorten) kunnen op logische wijze aan de astrologische dierenriemtekens gekoppeld worden: C hoort bij Ram, G-stier, D-tweelingen, A-kreeft, E-leeuw, B, jonkvrouw, Fis- weegschaal, Cis- schorpioen, Gis-boogschutter, etc.

Ik heb eens iemand gesproken die voor zichzelf onderzoek had gedaan naar grondtonen in verschillende soorten muziek. Hij snapte niet waarom, maar surfmuziek was altijd in F (wat mij betreft logisch, F hoort bij het sterrebeeld vissen!). Folkmuziek en ook hardrock was meestal in G (stier, een aardeteken).

Een ander geheim dat je hier tegen komt is de verhouding van de 3 tot de 5. als je de snaar op 1/3e inkort krijg je een kwint (die naar de 5 verwijst), als je de snaar op 1/5e inkort, krijg je een terts (die naar de 3 verwijst). Ik vermoed dat dit te maken heeft met wat men noemt "de verwisseling van venus en mercurius". Dit gaat over het gegeven dat het etherische en het astrale op de meest uiteenlopende manieren en gebieden elkaars werkingen en gezicht aan kunnen nemen. Misschien hierover later meer.

De westerse toonladder

Het do-re-mi is ook door Pythagoras ontworpen. Het is een systeem van zeven tonen (met de oktaaf, “dezelfde toon maar dan hoger”, als achtste of nieuw begin). De grieken hadden waarschijnlijk meerdere toonladders, maar deze majeur is samen met de mineurtoonladder uit de overlevering overgebleven.

Eerst de majeur, de meest gangbare en normale toonladder.
Een toonladder bestaat uit een grondtoon, van waaruit intervallen worden gemaakt naar boven (en ook naar beneden). Eerst was er het oktaaf, toen de kwint. Uit het monochord (de snaar) kwamen ook de kwart, de grote en kleine terts, en de secunde. (do, re, mi, fa en sol). Als je de snaar op 1/4e indrukt, krijg je de kwart als interval. Die klinkt ook echt vierkant (dit met name als hij stijgt vanaf de grondtoon). Dat is ook logisch: een dalende kwart zou zijn, als de snaar met een kwart verlengd zou worden, dat voelt anders. De tertsen komen uit een vijfde en een zesde van de snaar. Een zevende en een achtste van de snaar leveren niet echt nieuwe tonen op, daarvoor liggen ze te dicht bij elkaar. Pythagoras koos 1/9e deel van de snaar als laatste interval: de sekunde (dat is voor ons: 1 hele toon). Ik weet niet precies welke redenen pythagoras had om de majeur-toonladder zo te maken als nu is, ik denk wel dat hij zo dicht mogelijk bij de kosmische orde bleef zoals hij die waarnam. De majeur-toonladder kun je zien als een beeld van de meest natuurlijke en harmonische ontwikkeling die de menselijke ziel kan doormaken (hierbij is de ziel in de majeur-toonladder meer naar buiten gericht, en in de mineur-toonladder meer naar binnen). Zeven tonen komt overeen met zeven planeten. Do-re-mi-fa-sol klimmen voor je gevoel op logische wijze op vanaf de grondtoon (zoals een plant die uit de grond komt), vanaf dan is er een streven te bespeuren om, als het ware op eigen kracht, naar het oktaaf te komen. Vanaf de sol (de kwint), doe je steeds de stap van 1/9e (een hele toon), en dan heb je nog een halve toon te gaan tot het oktaaf. Waar de negen vandaan komt is me niet helemaal duidelijk (behalve dat het 3 maal 3 is). De onderste vijf tonen staan voor mijn gevoel voor het natuurlijke ontwikkelingsproces dat ons gegeven is (plantaardige groei, ontwikkeling vanuit het etherische), de laatste drie tonen staan waarschijnlijk voor stukken ziel die we als volwassene op eigen kracht moeten ontwikkelen (volgens een ordening, aangebracht vanuit het astrale).

De grondtoon is meestal direct te beleven aan een stuk muziek. Het is de “grond” waarop het stuk staat, waaraan alles wat er gebeurt zich verhoudt. Een grondtoon kan veranderen, zweven of verdwijnen, dat hoor je dan terug in het betreffende stuk muziek. Bij de Duitse schlager is een beproefd middel: op het laatst de grondtoon een halve toon hoger, om de stemming wat verder op te schroeven. Als de grondtoon niet meer duidelijk is, heb je in dat stuk muziek geen houvast meer. Dat kan heel spannend zijn en vernieuwende muziek opleveren. In de 20e eeuw zijn er meerdere pogingen gedaan om de harmonieleer helemaal los te laten (dit analoog aan de schilderkunst, die bevrijd wilde worden van de realistische afbeelding). Maar misschien is vrijheid niet: geen regels hebben, maar: het inzicht verwerven om de regels op nieuwe (vernieuwende) manieren te leren toepassen.
In andere culturen zijn weer andere systemen, de Chinezen hebben een 5tonige toonladder (met de oktaaf, dezelfde toon op een hoger niveau, als zesde). Dit systeem heet 'pentatoon'. Het is gebaseerd op de kwint, en heeft geen halve tonen - dus ook geen disharmonische intervallen zoals de septime of de overmatige kwart. Een andere toonladder geeft andere muziek: alles wat je met een pentatonisch instrument doet, klinkt harmonisch. Je kunt het uitproberen door improviserend alleen de zwarte toetsen op de piano te gebruiken (die vormen samen een pentatonische toonladder). Harmonie is fijn. Maar zonder disharmonie is er ook geen aanzet tot (innerlijke) ontwikkeling. De Afrikanen hebben zelfs helemaal geen harmonieleer! Hun muzikale systeem is gebaseerd op ritmes.

 

 

 

 
     
home